maandag 11 augustus 2008

Superkapitalisme

Onderstaand artikel is gepubliceerd in het tijdschrift Driegonaal Oktober 2008
Een duivels dilemma !

Boekbespreking:
Robert B. Reich, Superkapitalisme en de bedreiging van onze democratie
ISBN13: 9789047000594, Business Contact, 2007


Dit in 2007 uitgegeven boek van hoogleraar Beleid en Politiek aan de Universiteit van Californië, Berkeley, biedt een grondige geschiedenis van de Amerikaanse economie vanaf ongeveer het midden van de 19e eeuw tot in onze tijd. Reich is behalve wetenschapper ook politicus geweest in drie regeringen. Tijdens de regeerperiode van Bil Clinton was hij minister van werkgelegenheid.
Dit boek is inmiddels zijn elfde en het is gedegen studie op basis van historische feiten. Heel anders dan Naomi Klein in De shockdoctrine, verklaart Reich de desastreuze gevolgen van het doorgeslagen kapitalisme, in zijn woorden het ‘superkapitalisme’, niet als een vooropgezet plan van een groepje machthebbers uit neo-liberale hoek, maar als logische of noodzakelijke gevolgen van een bepaald systeem.

Over de huidige situatie is Reich volstrekt duidelijk. Het economische, kapitalistische systeem is volledig doorgeslagen en heeft de democratie en de rechtstaat grondig aangetast. Burgerrechten en de publieke belangen van de samenleving zijn geofferd in de zegetocht van het mondiale consumentisme. De consument, die vaak ook belegger is, heeft op allerlei manieren geprofiteerd van lage consumentenprijzen en de overdaad aan producten.
De belegger (individueel dan wel via financiële instellingen en pensioenfondsen) zoekt het hoogste rendement en consumenten “dwingen” producenten om zo goedkoop mogelijk te produceren. De gevolgen daarvan zijn duidelijk: steeds lagere lonen (ook in de VS), verslechtering van arbeidsvoorwaarden en pensioenen, meer kans op ontslag, uitholling van gemeenschappen, milieuschade en kinder- of laagbetaalde arbeid in ontwikkelingslanden.
Dat is de prijs die wij betalen voor deze economische vraatzucht.
De balans die Reich opmaakt is treurig en toont de gespleten positie van de individuele consument: we zijn zelf medeschuldig aan deze situatie en hebben er tegelijkertijd voordeel van.
Reich bespreekt uitgebreid, en met vele feiten en cijfers onderbouwd, de periode 1945-1975, die hij de “niet-echt gouden eeuw” noemt. Dat was, misschien verrassend, een periode met een sterke overheid die de economie daadkrachtig bestuurde. Wie weet (nog) dat in de VS, onder Eisenhower, de hoogste schijf van de inkomstenbelasting 91% bedroeg en pas onder John F Kennedy naar 78% daalde?
Het was een tijd van relatieve economische rust waarbij in de meeste bedrijfssectoren oligopolies actief waren (zoals in de olie-, auto-, metaal-, electriciteits- en vervoerssector). In ruil voor een zekere overheidsbescherming (o.a. het tegengaan van concurrentie) accepteerden de grote bedrijven dat de overheid zich bemoeide met de prijzen en liet ook toe dat er vakbonden waren, goede salarissen en arbeidsomstandigheden, zelfs ziektekostenverzekeringen en pensioenregelingen. Nooit eerder waren de inkomensverschillen in Amerika zo klein, bestond er zo’n sterke en financieel gezonde middenstand en boerde de economie als geheel goed met gestage groeicijfers. Er was sociale rust en het enige manco was dat de innovatie achter bleef.
Het was het Amerikaanse antwoord op het staatsgeleide communisme in Rusland en China en vergelijkbaar met de sociaaldemocratieën in Europa. In de praktijk een vorm van socialisme, al hebben Amerikanen een weerzin tegen dat woord.

De grote veranderingen zijn volgens Reich ontstaan toen de overheid besloot om, onder druk van de koude oorlog tegen Rusland, op grote schaal wetenschappers en technici aan het werk te zetten in grote militaire- en ruimtevaartprojecten. Daaruit zijn vele nieuwe technologieën ontstaan (halfgeleiders, geïntegreerde schakelingen en later microchips), nieuwe materialen en het internet. Het internet kwam voort uit een militair project voor het ministerie van Defensie dat Arpanet heette om realtime gecompliceerde informatie over te brengen. Veel van deze nieuwe technologieën vonden hun weg naar de economie en werden o.m. toegepast in consumentenproducten.
Electronica en informatietechnologie hebben het bedrijfsleven totaal veranderd. Oude en gevestigde oligopolisten werden zwaar onder druk gezet door kleine, jonge bedrijven. Het meest sprekende voorbeeld is dat van de IBM-reus, die hevige concurrentie kreeg van Microsoft.
De bedrijfsgrootte, de financiële buffers en logistieke verbindingen speelden in korte tijd geen grote rol meer. Toelatingsdrempels en schaalvoordelen verdwenen als het ware. Een zeer sterke innovatiegolf overspoelde de economie en de wereld.
De effecten waren ingrijpend en ook de overheid was gedwongen te reageren met het afbreken van oude tarief- en kartelovereenkomsten en het toelaten van concurrentie. Vele economische overheids- en branchegerichte instellingen werden opgedoekt.
Reich documenteert deze veranderingen zeer grondig. Bijvoorbeeld voor wat betreft de financiële sector die het eerst en meest vergaand werd geliberaliseerd. Men zag ongekende groeikansen voor de economie en de financiële wereld wilde daar graag op inspringen. Kenmerkend daarvoor is de ontwikkeling van de Dow Jones aandelenkoers die tot ongeveer 1985 over een periode van 100 jaar zeer geleidelijk steeg tot 1.000 punten. In de 20 jaar daarna schoot de Dow Jones door naar 11 à 12.000 punten, ondanks de internetcrisis rond 2000. In dezelfde periode zijn arbeidslonen en overige arbeidsvoorwaarden sterk verslechterd en is de maatschappelijke en democratische schade fors toegenomen.
Reich beschrijft hoe het rechtssysteem nagenoeg in handen van het bedrijfsleven is gekomen. Alle juridische gevechten gaan tussen bedrijven en over de ruggen van burgers. Ook alle overheidswetgeving wordt nauwlettend gevolgd en gestuurd door bedrijfslobbies en elk besluit is dan ook bijna altijd economisch bepaald.
Bijkomend probleem zijn de grote geldstromen van bedrijfsleven naar politiek (kandidaten en partijen van beide signatuur) die politici ook extra afhankelijk maken van bedrijfsbelangen. Ziedaar het huidige duivelsdilemma ten voete uit.

Reich ontpopt zich als een scherpzinnig analist en pleitbezorger van een ontwikkeling die in overeenstemming lijkt met de sociale driegeleding, al beperkt hij zich, in driegeledingstermen, tot de geledingen economie en overheid (rechtsgebied). Van het geestesleven, waar ook wetenschap, onderwijs en gezondheidszorg bij gerekend dienen te worden, begrijpt hij weinig. Ergens verzucht hij dan ook dat hij niet kan begrijpen waarom in onderwijs en gezondheidszorg de technologische (en dus ook economische) schaalvoordelen niet zijn opgetreden. Hij kan het niet verklaren.
Aan het slot van het boek komt Reich tot enige aanbevelingen die hij omzichtig formuleert. Natuurlijk moet de overheid redelijke en rechtvaardige beloningen garanderen, inkomensverschillen via belastingheffingen terugdringen en moet zij ook zorgen voor een nationaal gezondheidsstelsel en goed onderwijs.
Interessant is ook zijn gezichtspunt dat bedrijven geen morele wezens zijn en dus ook geen democratische burgerrechten mogen opeisen. Zij mogen dus geen inbreng hebben in democratische en politieke besluitvorming, want dat terrein is voorbehouden aan burgers.
In het verlengde daarvan mogen bedrijven ook geen geld geven aan de politiek, op welke manier dan ook.
Dat is de meest radicale manier om een scheiding tussen rechtsleven en economisch leven dichterbij te brengen. Reich is dus ook geen pleitbezorger van Maatschappelijke Verantwoord Ondernemen of Beleggen want in zijn visie is een bedrijf geen morele entiteit die ethische dilemma’s moet of kan oplossen. Winst maken zal uiteindelijk prevaleren.

Reich schreef een ontnuchterend maar ook verhelderend boek dat ik van harte kan aanbevelen.